zondag 17 februari 2013

Vijfhonderd

Vandaag, tijdens de Delftse Houtloop, bereikte ik een mijlpaal. 500 Kilometer rende ik inmiddels in totaal. Ik sta er zelf versteld van.


Ik ben een renner, maar bovenal een moeder. Ik ben een moeder-renner. De uren die ik ren zijn de tijd waarin niemand me vraagt om een appeltje te schillen, een scheenbeschermer op te duiken, een ruzie te beslechten, een oplader te vinden, een beker limonadesiroop in te schenken, topografie te overhoren of een afspraak te verzetten.
Als ik ren is er niemand brutaal, begint er niemand een discussie, stelt er niemand een vraag die ik twee minuten geleden ook al had beantwoord, verwacht er helemaal niemand iets van me behalve ik zelf en - boven alles - heeft niemand me nodig.


Begrijp me niet verkeerd, ik hou woest veel van mijn twee en ik ben niets liever en niets met meer passie dan hun moeder. Maar ik ben ook heel graag even onbereikbaar.
En in deze fase van mijn leven kan ik dat heel goed voor elkaar krijgen door letterlijk even weg te rennen van alles.


Ik bedoel het niet verkeerd. Of ondankbaar. Echt niet. Maar een gezin hebben staat gelijk aan je zorgen maken. Gaat het goed met hem? Zal hij het halen, dit jaar? Eet hij wel genoeg?
Zie ik hem niet teveel over het hoofd? Weten ze alle twee wel hoe prachtig, slim, creatief en belangrijk ze zijn? Maak ik dat duidelijk?
A
ls moeder heb je tegelijkertijd de kracht om te koesteren en om te verstikken. Ik wil graag een positieve invloed zijn in hun leven, maar ik weet dat ik ze met een slecht geplaatste poging to constructieve kritiek ook harder kan kwetsen dan ooit m'n bedoeling is. Dan voel je je eerder machteloos dan sterk.


Maar niet als ik ren. Ook al ga ik niet zo hard, ook al rent iedereen me voorbij - als ik ren ben ik onoverwinnelijk. Rennen is mijn manier om om te gaan met de onvermijdelijke angst, stress, en soms het verdriet van het zorgen, en het leven.

Van rennen word ik sterk en gezond.


En daar heeft dan weer iedereen wat aan.