zaterdag 10 november 2012

Kethelloop

zondag 3 november 2012


Ergens deze zomer nam ik het me voor: tijdens de Kethelloop van dit jaar ga ik de 10 kilometer rennen.
Ooit, tijdens de Kethelloop van 2011, kon ik me niet voorstellen dat er een moment zou komen dat ik 5 kilometer achter elkaar kón rennen. Ik deed daar toen met Wessel samen, mee aan de 1,5 kilometer run. En dat ging bepaald niet vanzelf.

Eind juli 2012 passeerde ik voor het eerst de 5 kilometer grens. Maar bleek ook dat ik tijdens de Kethelloop een keuze moest gaan maken tussen de 3 en de 10 kilometer. Ik beet me vast in de laatste en ging er naar trainen. Toen ik de vijf kon, rende ik met het snot voor mijn ogen zeven. En negen. Toen ik dat bereikt had, realiseerde ik me dat mijn enige beperking lag in wat ik zelf besloot dat ik zou kunnen. En toen besloot ik dat de 10 van de Kethelloop het doel moest zijn.

Zondag was het zover.

Zaterdag was ik er al mee bezig. Afstanden lopen speelt zich voornamelijk af in je hoofd, zeggen ze, en dat is ook wel zo. Je plant het, je werkt er mentaal naar toe, tot je je veters strikt, je eerste stappen zet en je weet dat er geen weg meer terug is. De hele week speelde het in mijn gedachte, als een klein lampje ergens achter in mijn bewustzijn dat af en toe aan sprong, zomaar midden in mijn dag: zondag ga ik!

Op de voetbalclub besprak ik met M. en A. de route en hoe laat we er zouden zijn.
Ik pakte alvast spullen bij elkaar: banaan, mueslireep, bidon met water en een flesje sportdrank, inscrijfgeld - gepast naturlijk, armtasje voor Gio, oortjes en een reserve paar, regenjasje en mijn fototoestel.
Tijdens het etentje zaterdagavond dronk ik geen wijn en amaretto. Ja ja, je moet offers brengen.


Ineens is het zondag. Het is zover.
Bij VVK in ons eigen dorp ontmoet ik allemaal bekenden. Medelopers, kinderen uit de buurt, hun ouders en grootouders, buurtbewoners. Zo leuk. Ik haal mijn startnummer op en loop met de speldjes in mijn hand naar de start.
Om 12 uur knip ik daar de eerste plaatjes van M. en roep haar succes toe op haar 3 kilometer.
Twintig minuten later zie ik ze allemaal de finish passeren. M. en haar vriendin, L. met die van haar en de moeder waarmee ik laatst in de supermarkt nog stond te graaien naar renkleding.


Tijd voor mijn eigen voorbereiding. Ik pel de kleding, die ik te veel aan had en me warm hield, af. Eet en drink nog wat. Wurm me door de mensenmassa in de kantine heen naar het toilet en groet nog veel meer bekenden. Wat een gezelligheid.
Eén iemand mis ik. Hij zou mijn tas aanpakken en bij zich houden. WAAR is hij nou? Zo kan ik niet warmlopen en de minuten tot de start van de 10 kilometer worden al afgeteld. Ik stel me strategisch op, achteraan de rij lopers voor de start en op een verhoging en dat werkt. We treffen elkaar, gelukkig.


Snel zet ik Endomondo en mijn muziek standby. Gelukkig nog steeds GPS signaal.
Zo'n 10 seconden na de start komt het ook achterin in beweging, ik zwaai nog naar A. en off we go.

~ Ik ga! (rechts onderin) ~

~ Helemaal achteraan ~

1 kilometer
Eén lange kleurrijke sliert, dwars door Kethel.
"One kilometer, five minutes and 57 seconds".
Oh.
Dat is te snel.
Maar het voelt alsof ik alleen maar meesjok met de meute. En dan toch zo snel? Ach, zo doorgaan maar.


2 kilometer
We rennen verder over de Harreweg. Het gaat goed. Het gaat prima. Maar ik stoor me aan iedereen die voor mijn voeten loopt en die ik niet passeren kan, want ze bezetten de hele breedte van het pad. Ik heb graag ruimte voor me, dus ik duik rechts het parallel lopende paardenpaadje op. Enkele honderden meters verder schiet ik weer naar links en loop ik vrij.

3 kilometer
Listen to the pouring rain
Listen to it pour,
And with every drop of rain
You know I love you more

Let it rain all night long,
Let my love for you go strong,
As long as we're together
Who cares about the weather?

 

Dit lied klinkt in mijn oor en ik grinnik om het toeval. Het begint inderdaad een beetje te regenen.
In de verte zie ik langs de weg een man, gekleed in zwart regenpak, petje diep over zijn voorhoofd getrokken. Ik herken in zijn silhouette onmiddelijk dat van mijn vader. Als ik dichterbij kom verandert hij niet van houding. Hij staart in de verte, mij voorbij. Als ik hem op een halve meter passeer zwaai ik met beide armen en dan pas ziet hij dat ik het ben. "Ik dacht dat je achteraan zou starten!" "Uh, dat deed ik ook, maar daar ben ik nu niet meer."  Tevergeefs probeert hij al meerennend zijn fototoestel uit zijn zak te krijgen en die ook nog te gebruiken. Natuurlijk lukt dat niet en ik roep: "Te laat!". Achter me hoor ik gelach, maar dóór gaan we weer.

4 kilometer
We draaien linksaf de Oostveenseweg op.
Het regent niet meer een beetje. Maar hard. Ik heb het niet koud, dus erg is het niet. Wel fris op mijn petje.
Het groepje voor me, met de 2 meiden met het blauwe en roze jasje, loopt verder bij me vandaan. Goed getraind zeker, denk ik. Zelf haal ik een dame in grijze joggingbroek in.
Rechts voor me, in de berm, staat een fotograaf. Zo te zien hoort hij niet bij één specifiek iemand, want hij houdt zijn lens gericht op de weg.
Dan verschijnt de grijze joggingbroek weer naast me en haalt zij mij weer in. Even denk ik dat ze het kopwerk met me wil delen, maar al snel merk ik dat ze me niet lekker genoeg doorloopt.


5 kilometer
Weer linksaf hier en zo draai ik terug richting Schiedam. De grijze broek laat ik hier voorgoed achter me en ik draaf door, tegen de wind in. De stemmen achter me blijven op dezelfde afstand en ik blijf op kop. Niemand die me uit de wind houdt, maar ik vind het wel lekker zo. Ik denk dat ik het nog zwaar ga krijgen onderweg, maar dat is nu nog niet. Nu is het puur genieten.
Op de kruising met de Woudweg staat een drinkpost. Vooraf had ik al bedacht wat ik hier zou gaan doen. Doorlopen. Gewoon doorlopen. In een rondje van 10 kilometer heb ik geen vocht nodig, ik wil mijn ritme niet verstoren, dat geklungel onderweg met dat bekertje en straks moet ik er nog van plassen. Nee. Doorlopen.
Dan zie ik hem weer staan. De man in het regenpak. Hij staat er nu niet alleen. Ze roepen mijn naam en klappen voor me. Wat leuk; oude hardloopmaatjes van mijn Pa. Ik herken de stem van G. en meen onder die knalgele ponco L. te herkennen. Het voelt als de omgekeerde wereld, maar het voelt goed en het doet me goed.
Intussen heb ik het blauwe jasje ingehaald.


6 kilometer
Dan word ik toch zelf ingehaald door een lange vlotte dame. Mooi. Kan ik ook eens achter iemand blijven hangen. Ik versnel iets en klamp aan, maar al snel voel ik dat ik dit niet vol ga houden. Direct schakel ik terug en ga weer in de relax-stand. Beter zo. Ik heb mijn comfortabele ritme weer teruggevonden. De weg voor me is recht en vlak en ik denk aan niks. Ren mee op het ritme van de muziek. En passeer het roze jasje.

7 kilometer
Vlak voorbij het 7-kilometerpunt staat de man in het regenpak er weer. Of het goed gaat, vraagt hij. Het gaat geweldig. Ik realiseer me dat ik terugpraat. Onder het rennen. Waar is de tijd gebleven dat ik zo buiten adem was dat 'bel 112' het enige was dat ik uit kon brengen? Ik ben nu al trots op mij.
Tegen de wind in schreeuwt hij me nog toe dat ik mijn startnummer moet onthouden, want ze worden door de regen veelvuldig verloren onderweg. Ik denk dat het wel mee zal vallen, want ik voel steeds of hij nog goed zit en dat zit ie. Zul je altijd zien. Na 500 meter schiet hij aan één kant door het speldje heen en begint wild heen en weer te flapperen. Dat gaan die andere speldjes nooit lang houden en dus ruk ik hem er zelf maar af en stop hem opgevouwen tussen mijn broekband.

8 kilometer
Daar is Kethel weer. Ik ren weer langs lange rijen bomen en door de weilanden. Mijn benen gaan  zwaarder en strammer voelen. Ik denk aan mijn voornemen: 'Genieten waar het kan, doorzetten waar het moet'. Ik grijns schaapachtig naar de koeien, de windmolen, het gras. Ik hou van jullie koeien! Ik hou van je gras! Het leven is geweldig! Peace, man!

9 kilometer
Ik hoor al lang geen kilometertijden meer als ik het Beatrixpark in ren. Ik laat me er niet door opjutten, maar houd mijn tempo. Hier en daar haal ik nog wat mensen in die het zichtbaar zwaar hebben. Ik diesel lekker door. Mijn spieren worden moe, maar mijn hart brandt.

De laatste kilometer
If you really want more,
scream it out louder.
Get it on the floor, 
bring out the fire.
And light it up,
take it up higher.
Gonna push it to the limit,
give it more.

Eén van de favorieten uit mijn lijst en het voelt als steun naar de finish. Ik kan nog gewoon meezingen ook. Ik zing en ik adem en onder me bewegen mijn benen, helemaal zelf, terwijl ik er naar kijk. Kortom, ik leef nog, en dat betekent dat ik nog een stap kan nemen.

En nog een.
En nog een.
Gewoon steeds nog een.


En dan ben ik er bijna. Ik draai het VVK terrein op en zie de finish. O ja. Startbewijs. Ik vis hem uit mijn broek en vouw hem open, wat helemaal niet meevalt omdat het erg aan elkaar zit geplakt. Als het gelukt is zie ik 2 gestaltes voor me en in een laatste sprint sjees ik ze voorbij.
In mijn linkeroor hoor ik mijn naam roepen en blij ren ik de laatste meters. Ik ben er! Ik heb het gehaald. Zes minuten sneller dan mijn testloop. Wat een voldoening.



Hij haalde het niet. Vanuit de verkeerde richting komt hij op me af gelopen met een verbaasde blik op zijn gezicht. "Jij hoort hier toch nog helemaal niet te zijn?"
Was ik te vroeg. Hij had me nog niet verwacht en was te laat. Ha! Dat ik dat nog eens mee mag maken. Ik te vroeg en hij te laat. Het moet niet gekker worden.